Bouviers onder de naam "Dafzicht" verspreidden zich ver over de aardbol en vele onderscheiden zich als tophonden in hun nieuwe woonoord. Achter deze successen stond fokker Coen Semler. Coen introduceerde “de moderne boef” in Nederland, bouviers van een ander type dan die men hier in Nederland gewoon was. Zijn plotselinge overlijden op de tentoonstelling te Venlo in maart 1977 was een schok. Hij was 67 jaar oud. Zijn hart lag vooral bij de africhting. In deze tak van hondensport was hij keurmeester en voor zijn verdiensten onderscheidde de Kon.Ned.Politiehondenvereniging (KNPV) hem met de gouden speld. Het overlijden van Coen Semler betekende geenszins het einde van “Dafzicht”, want dochter Annie nam de fakkel over. Als enige van de vijf kinderen erfde zij haar vaders liefde en interesse in bouviers. Annie Semler trouwde met Heinz Krah en samen kregen zij vier kinderen. In het gezin staan de honden centraal en Annie en Heinz zijn altijd trouw gebleven aan de bouvier. Zo kreeg het levenswerk van Coen een vervolg.


Coen Semler, geboren te Eindhoven in 1909, ging na de lagere school meteen aan het werk.
Maar eigenzinnig en individualistisch ingesteld als hij was, viel werken voor anderen niet mee. Al gauw startte hij zijn eigen varkensmesterij en transportbedrijf. Van jongs af aan was Coen actief in de hondensport. In zijn vrije tijd begon hij met het africhten van Laekense Herders, als midden twintiger kreeg hij belangstelling voor bouviers. Eigenlijk begon de bouviertraditie van de familie Semler al bij de vader van Coen, Hannes Semler. Hij fokte de eerste uit de lange reeks nesten bouviers van de latere telgen van de familie onder de kennelnaam “Welschap”. Ook fokte hij Hollandse herders. Hij overleed op 52-jarige leeftijd, waarna Coen alleen verder ging met de bouviers, want die hadden zijn liefde. De kennelnaam “Welschap” maakte plaats voor “Dafzicht” op het moment dat Coen Semler in Eindhoven tegenover de DAF-fabrieken kwam te wonen.


Na verloop van tijd kocht Semler nog enkele reuen in België.
Coen en Annie hebben de Belgische honden op hun Nederlandse honden gebruikt .
De lijnen van de Nederlands honden waren hun bekend maar van de vererving van de Belgische lijnen wisten zij helemaal niets. Daar moesten zij zelf in de praktijk achter komen.
Zij hebben hierdoor honden met afwijkingen gehad maar ook een aantal hele goede honden.
Het kwam aan op streng selecteren en dat hebben zij gedaan. Om bepaalde eigenschappen vast te leggen hebben zij later bij voorkeur lijnteelt toegepast.Alleen met de beste honden zijn zij verder gegaan. In latere jaren hebben zij nog meer honden geïmporteerd. Met meer beharing, meer bone, bredere hoofden, een vierkante bouw en een vrij karakter waren de eigenschappen die zij zochten.
Het heeft lang geduurd en ontzettend veel geld gekost eer zij zover waren. Aan het begin van de zeventiger jaren werd de inspanning eindelijk beloond. De fokresultaten van Noup mochten er zijn en wekten de belangstelling
van andere fokkers. Noup de la Thudinie en Bica van de Rozenheerd waren de pijlers, waarop de “Dafzicht”-fokkerij rustte.


Bica kwam uit een geheel Nederlandse bloedlijn van tophonden.
De eerste zelfgefokte hond die naam maakte, was Ned.Kamp. Oscy van Dafzicht.
Daarna volgden Ringo, Aron Vedette, Hoscy Kata, Amber Astrid, Arkos Anouska en Amon Astrid van Dafzicht.
Allen behaalden de Nederlandse kampioenstitel in de periode 1975 tot 1978.
Zes dekreuen uit diverse lijnen huisden te “Dafzicht” en drukten hun stempel op de fokkerij. Zij brachten veel uitmuntende nakomelingen voort waaronder vijf generaties van kampioenen, soms meerdere uit 1 nest.